HELLO, XAVIERA HOLLANDER HIER
Op een zondagmiddag presenteerde ik het boek de Doodsengel, geschreven door mijn vader dr. Mick de vries in 1940, voor een selecte groep vrienden en kennissen. Het was een succesvolle en emotionele middag met mooie speeches van o.a. peter van zonneveld en floris, de uitgever die zijn huiswerk goed had gedaan en diverse van mijn boeken had doorgelezen, waarin mijn ouders ook genoemd werden.
Na de verschillende speeches werd het feest. Opgeluisterd door wat indisch pianospel van mijn naamgenoot xavier, wiens moeder toevallig ook indisch is en de naam de vries heeft.
Het boek van mijn vader: Doodsengel en mijn eigen boeken zijn te bestellen bij mij persoonlijk en te bekijken op mijn website www.xavierahollander.com/shop voor euro 25 per stuk. Ik wens u veel lees- en luisterplezier.
Xaviera Hollander
BIJ DE PRESENTATIE VAN DE HERDRUK VAN DOODSENGEL VAN MICK DE VRIES
In het voorwoord van ‘Knett’rend vuurwerk, brieven aan S. Vestdijk’ schrijft Xaviera dat de boeken Arlatine en Doodsengel van haar vader Mick de Vries wellicht na 45 jaar een herdruk verdienen. Dat was in 1985. Het heeft nog 40 jaar geduurd, maar hier is dan toch echt de herdruk van Doodsengel.
De roman gaat over een jonge vrouw die in Indië in de gevangenis wacht op haar rechtszaak wegens meerdere moorden. De vrouw groeit in Nederland op in een gezin waarvan de vader een loser, de moeder een huistiran en de zoon ernstig ziek is. Na de dood van haar broertje verlaat zij het ouderlijk huis en wordt verpleegster. Zij ontmoet een man met wie zij naar Indië vertrekt waar zij een zoon krijgt. De man bedriegt haar. Later hertrouwt ze, maar ook deze man is haar ontrouw en mishandelt de jongen bovendien. Als hij volwassen is behandelt haar zoon zijn eigen moeder als oud vuil. Alle drie de mannen sterven onder verdachte omstandigheden. Het lijkt erop dat de vrouw als verpleegster in staat is geweest om wandaden te verrichten zonder dat iemand het in de gaten heeft. Maar is dat ook zo? Lees zelf maar hoe het afloopt met de hoofdpersoon.
Wat weten we van Mick de Vries?
Hij werd geboren in 1902 en ging al op jonge leeftijd naar Indië. Zijn vader had een damesmodezaak. Zijn vrouw en vijf kinderen volgden later. De ouders scheidden omdat de vader gokverslaafd was. De moeder moest hard werken om de schulden te kunnen afbetalen; het bedrijf liep goed waardoor de moeder later de universitaire studie van Mick kon betalen.
Op de HBS leerde Mick Sukarno kennen en ze werden vrienden. Na de oorlog waren er speculaties van de BVD dat Mick door zijn contacten met Sukarno een rol zou hebben gespeeld bij een poging het Nederlandse gezag omver te werpen. Daarvan is echter nooit iets gebleken.
Op school begon hij al met schrijven in de schoolkrant en met zijn broer richtte hij het blad ‘de Ochtendpost’ op.
Toen Mick ouder werd bood zijn rijke zwager hem een verblijf van drie maanden in Parijs aan. Daar leerde hij een aantal kunstenaars kennen. Hij woonde zelfs een tijdje samen met Piet Mondriaan en maakte kennis met Rabindranath Tagore, winnaar van de Nobelprijs voor literatuur in 1913. Ook Josephine Baker en de zangeres Mistinguett behoorden tot zijn vriendenkring.
Na Parijs ging hij in Amsterdam geneeskunde studeren. Hier leerde hij Simon Vestdijk, ook medi-cijnenstudent, kennen en ze raakten bevriend. Later zou staat Mick model voor Lex Wevers in Vestdijks roman Heden ik, morgen gij.
In 1929 trouwde Mick met de Amerikaanse Leone Browns en vertrok met haar naar Indië. Hij werd huisarts in Surabaya. Hij voerde onder meer abortussen en hypnoses uit. In 1930 kwam Vestdijk op bezoek. Mick kreeg een dochter en scheidde in 1934 van Leone. Zijn praktijk groeide en hij was populair, vooral bij vrouwen.
In 1938 ging hij naar Nederland waar hij Germaine Schlütter ontmoette. In 1939 trouwden ze. Ze woonden en tijdje in Parijs en daar speelt zich de volgende scène af: Mick had Germaine gevraagd of ze kon koken. Germaine beaamde dat en produceerde elke avond de heerlijkste gerechten, maar er kwamen geen kookgeuren uit de keuken. Totdat Mick op een dag bij de vuilnisbak een stapel lege dozen aantrof met het opschrift: ‘Chez Maxim’. Toen ging er bij Mick een lichtje op. Opmerkelijk overigens dat Mick blijkbaar nooit in de keuken kwam tijdens het zogenaamde koken door Germaine.
In 1938 verscheen ook zijn eerste boek: Arlatine. Het gaat over een Franse arts, Marcel Arlat, die op zoek is naar de bron van zijn neurose. Hij dankt zijn geestelijke redding aan een ontmoeting met een prostituee en met een adellijke jongeman die hem leert leven. Een recensent van het tijdschrift Nederland prees het boek de hemel in: ‘Hij overtreft Victor Hugo en evenaart Dostojewski en Dante.’ In 1940 verscheen Doodsengel.
Mick keerde met zijn vrouw terug naar Indië waar in 1943 hun dochter Xaviera geboren werd. Mick kwam als arts terecht in het Jappenkamp voor vrouwen Ambawara dichtbij Bandoeng. Maar door het tekort aan artsen werd Mick ook ingezet in andere kampen. Buiten het kamp slaagde hij er soms in aan verband en medicijnen voor zijn patiënten te komen.
Bij de overhandiging van een pakje werd hij betrapt door de Jappen. Hij werd zwaar gemarteld. Daar zou hij zijn leven lang nekpijnen en kramp in zijn vingers aan overhouden.
Na de oorlog klom Xaviera als 2-jarige in een boom; ze viel eruit en raakte gewond. Xaviera wilde beslist door een kleine donkere dokter die in een hoek stond behandeld worden. Zij voelde zich heel rustig onder zijn handen. Dat bleek haar vader te zijn, maar die wist dat niet omdat hij zijn dochter alleen als baby gezien had. Bij de hereniging met Germaine na het kamp, zag hij ook Xaviera weer en realiseerde hij zich dat hij haar kort daarvoor behandeld had.
In 1946 keerde het gezin terug naar Nederland. Mick werd huisarts in Amsterdam. In 1947 schreef hij de roman Ferdinand Ührer, een persiflage op de opkomst en ondergang van Hitler. Het boek werd nooit uitgegeven hoewel Vestdijk er wel enthousiast over was. Zijn schrijverschap kwam echter niet van de grond en hij legde zich toe op het schilderen. Hij produceerde vooral surrealistische schilderijen. Hans Visser schreef in 1985: ‘De schilderijen missen het talent dat uit zijn romans spreekt.’
Mick flirtte graag met andere vrouwen en dat leidde thuis soms tot grote spanningen. Op en dag in 1954 gooide Germaine een vrouw in een dure bontjas, maar daaronder naakt, de deur uit nadat zij haar met Mick in compromitterende toestand had aangetroffen. Deze scène leidde bijna tot een echtscheiding, maar het belang van Xaviera telde zwaarder en ze bleven bij elkaar. Leuk detail: Xaviera vroeg later aan haar moeder waarom ze die bontjas niet had gehouden en die vrouw bloot op straat had gezet.
In 1965 kreeg Mick een beroerte en raakte gedeeltelijk verlamd; hij kon zijn bed niet meer uit. Germaine verzorgde hem totdat hij in 1973 overleed, 71 jaar oud.
Simon Vestdijk omschreef Mick de Vries als ‘een kleine, pezige man, half joods, half Indisch, zeer intelligent, maar absoluut ongedisciplineerd en door niemand in de hand te houden. Een rokkenjager en bekwaam hypnotiseur, een uitstekende acteur en musicus, wetenschappelijk zeer op de hoogte en veel meer man van de wereld dan zijn medestudenten, het middelpunt en het hart van een feest.
Xaviera hield veel van haar vader; dat komt onder meer naar voren uit haar boeken Kind af en Met Xaviera op stap. En, naar aanleiding van de uitgave van Knett’rend vuurwerk, schreef zij over haar vader als ‘de man van wie ik ontzettend veel gehouden heb, die ik vooral respecteerde, maar die ik zelf helaas nooit echt heb leren kennen, althans niet wat betreft zijn zielenleven, kwam opeens uit het niets tot leven. Zijn grappen en grollen, zijn fantastische verhalen, zijn enorme eenzaamheid en niet begrepen zijn, zijn schatkist vol originele en soms geniale ideeën, dit alles werd mij in deze brieven voorgetoverd. Ik herkende vele eigenschappen van mezelf in deze correspondentie van mijn vader: eenzaamheid, gecamoufleerd door zijn snelle levensstijl, zijn afkeer van het middelmatige, de gave om met mensen om te gaan en ze in sommige gevallen te manipuleren, als marionetten, en ook de hang naar erotiek en sensualiteit.’
Micks invloed op Xaviera werd jaren na zijn overlijden sterker. Zijn betrokkenheid met ‘magie’ en het ‘occulte’ boeit haar ook mateloos en misschien juist door die gevoelens is hij nooit echt weggeweest van de wereld.
Floris Blankenberg
Little Wolf Publications
Den Haag, juni 2025
Tekst op achterflap Doodsengel
Mick de Vries (1902-1973) was schrijver en arts. Net als Simon Vestdijk, zijn beste vriend, studeerde hij in Amsterdam geneeskunde. Na zijn studie vertrok de Vries naar Nederlands-Indië. Hij werd daar directeur van het ziekenhuis in Soerabaja. De Vries en Vestdijk onderhielden een levendige briefwisseling; de brieven van Mick zijn bewaard gebleven en uitgegeven onder de titel Knett’rend Vuurwerk. Tijdens de Japanse bezetting werd de Vries geïnterneerd en gemarteld. Mick de Vries was getrouwd met Germaine Schlütter. In 1943 werd hun dochter Xaviera geboren, later bekend geworden als Xaviera Hollander. Na de oorlog keerden hij en zijn gezin naar Nederland terug. In 1973 overleed hij aan hartfalen nadat hij eerst ettelijke jaren door een beroerte na de ander was getroffen en links verlamd was. Hier was de man die ooit bezeten was van Dostojewski of Kafka literatuur en het nu moest doen met tv opnames van Lucille Ball.
Doodsengel is voor het grootste deel gesitueerd in Nederlands-Indië. De Vries schetst een scherp beeld van de koloniale samenleving. De Nederlandse aanwezigheid wordt als vanzelfsprekend ervaren, maar de kritiek op Europese, Indische en Indonesische personages is er niet minder om. De hoofdpersoon is een vrouw, die als verpleegster in staat is om wandaden te verrichten zonder dat iemand het in de gaten heeft. Het noodlot en de fascinatie voor de dood spelen daarbij een belangrijke rol. Het is een beklemmend boek, waarin de nadruk ligt op somberheid, geweld, eenzaamheid, lelijkheid, ziekte en andere schaduwzijden van het menselijk bestaan. De vele markante tafereeltjes uit een verzonken wereld rechtvaardigen de heruitgave van deze spannende roman.
Schrijvers van het nawoord
Xaviera Hollander (1943) is de schrijfster van de bestseller The Happy Hooker en vele andere erotisch getinte autobiografische boeken. Zij werkte in de Verenigde Staten onder meer als secretaresse van de Nederlanse consul in Manhattan en later als callgirl en Madam in New York.
Peter van Zonneveld (1948) is Neerlandicus, gespecialiseerd in de 19e eeuw en de Indische letteren. Hij schreef talloze boeken en artikelen over die onderwerpen.
Nawoord
De roman Doodsengel (1940) is geschreven door Mick de Vries (1902-1973), de beste vriend van Simon Vestdijk. Ze hebben samen in Amsterdam medicijnen gestudeerd, waarna De Vries naar Nederlands-Indië is vertrokken. Daar werd hij uiteindelijk directeur van het ziekenhuis in Soerabaja. Ze onderhielden een levendige briefwisseling; alleen de brieven van Mick de Vries zijn bewaard gebleven. Vestdijk liet zich inspireren door wat de Vries hem schreef. Zo zou De dokter en het lichte meisje op de avonturen van zijn studiegenoot gebaseerd zijn.
Tijdens de Japanse bezetting werd de Vries geïnterneerd. Omdat hij geprobeerd had, medicijnen het kamp binnen te smokkelen, hebben de Japanners hem vreselijk gemarteld. Na de oorlog keerden hij en zijn gezin naar Nederland terug. In 1973 overleed hij aan hartfalen, na eerst 6 jaar lang een beroerte na de ander gekregen te hebben
Mick de Vries was getrouwd met Germaine Schlütter. In 1943 werd hun dochter Xaviera geboren, later bekend geworden als Xaviera Hollander, die in 1971 de bestseller The Happy Hooker publiceerde. Haar jeugd is beschreven in de roman Kind af (2001), waaruit haar diepe liefde en genegenheid voor haar vader blijken. Als kind van tien luisterde ze stiekem naar wat Vestdijk en haar vader al wandelend bespraken. Daarbij pikte ze heel wat op over wereldlijke zaken en literatuur, over de oorlog en de recente geschiedenis: ’Zonder dat ik ze helemaal kon begrijpen, luisterde ik ook naar hun geleerde gesprekken over onderwerpen die varieerden van klassieke muziek tot astronomie en naar de verhalen over Vestdijks sombere buien en Micks psychologische uiteenzettingen. Ze bespraken ook luchtiger onderwerpen, zoals de herinneringen aan het dagelijks leven in Nederlands-Indië en, fluisterend, over Micks romantische ontmoetingen. Ik hoorde en begreep meer van deze intimiteiten dan de twee mannen zich realiseerden.’
Doodsengel is een bij uitstek naturalistische roman, waarin het noodlot en de dood een allesoverheersende rol spelen. De hoofdpersoon is een vrouw, die als verpleegster in staat is om haar broertje, haar partners en haar zoon te vermoorden zonder dat iemand het in de gaten had. Op de achtergrond is steeds de dreigende gestalte van haar moeder aanwezig, die haar zou aanzetten tot haar wandaden. Het is een beklemmend boek, waarin de nadruk ligt op somberheid, geweld, eenzaamheid, lelijkheid en andere schaduwzijden van het menselijk bestaan.
Het boek is voor het grootste deel gesitueerd in Nederlands-Indië, dat de Vries natuurlijk heel goed kende. Hij schetst een scherp beeld van de koloniale samenleving, vanuit de positie van de blanke elite, met al de raciale en discriminerende vooroordelen, die daar bij horen. De Nederlandse aanwezigheid wordt als vanzelfsprekend ervaren; nergens is een woord van kritiek te vinden. Wel kritisch is de weergave van de meeste karakters, zowel de Europese als de inheemse. Het boek geeft een indringend portret van die wereld, in verschillende facetten.
Voor de hoofdpersoon is Indië een deceptie. In de beschrijving van Soerabaja wordt het contrast tussen de benedenstad met zijn armoedige volkswijken, waar de arme inlanders wonen, en de bovenstad, waar de rijke en welgestelde blanken vertoeven, breed uitgemeten. Er is veel aandacht voor de grauwe kanten van het bestaan: vuil, gebrek aan hygiëne, ziekte en dood. Ook dat past bij de naturalistische roman: ’Dat galerijtje was ongeveer twee meter breed en was precies voor de slaapkamer. Het scheidde het huis van een smalle strook erf, dat direct overging in een soort gangetje, waar een vieze sloot was. Langs die sloot lagen hopen vuil te rotten, weggeworpen etensresten en afval van andere huizen; het krioelde daar van de ratten, die ook in huis kwamen. Het kon daar vreselijk stinken, zodat ik vaak koelies de rommel liet wegnemen, die het echter in de sloot wierpen, zodat, als er weinig water stond, het toch weer begon te stinken.
Er was trouwens geen schoonhouden aan, omdat de inlanders er ook regelmatig hun behoeften deden, te lui om een vijftigtal meters verder te gaan, waar de grote rivier was, de gemeenschappelijke en officiële latrine voor een oosterse stad. Ja, aan die dingen moet men maar wennen, alles moet wennen, de neus, de oren...’
Verder in het boek maken we kennis met het plantersmilieu: een onderneming in de bergen, waar de administrateur het voor het zeggen heeft, elke ochtend de tuinen gaat inspecteren en de mensen die in zijn ogen hun werk niet goed doen, de koelies, mishandelt met de zweep. Over de rivier achter het plantershuis heet het: ’In de regentijd, als de bergstromen sterk gezwollen waren, was het oversteken van het water (te paard natuurlijk) onmogelijk en dan zat men volkomen geïsoleerd. Er dreven dan soms inlandse huisjes mee, weggespoeld van de berghellingen, ook veel ontwortelde bomen of lijken; met de wilde brandende, bruinkleurige golven zag men hoe de gezwollen kadavers van buffels; geiten en kippen langs dreven, een enkele maal rolde een wanstaltig opgezet mensenlichaam mee, naakt, van dezelfde bruine kleur als het modder houdende water.’
Naast de grauwe kanten van het bestaan speelt ook seksualiteit een belangrijke rol. De omgang met inheemse vrouwen brengt het gevaar van geslachtsziekten met zich mee. Als arts wist de Vries daar natuurlijk ook alles van. Dat geldt ook voor ziekten als typhus en cholera, en de manier waarop die bestreden moeten worden. De hoofdpersoon is gespecialiseerd in het uitvoeren van illegale abortussen, waar ze veel geld mee verdient. Die kennis heeft ze als verpleegster opgedaan in de ziekenhuizen waar ze gewerkt heeft.
Het boek bevat tal van kleine miniatuurtjes, zoals de beschrijving van het huis van een patiënte, een welgestelde Indische dame, een plomp mens met kleine worstvingertjes: ’De voorgallerij, vol met de prachtigste Chinese potten met sierlijke palmen, was zeer diep en het erf aan de straatkant was van een prachtige oprijlaan voor de wagens voorzien. Er waren aan de voorgallerij naast de marmeren stoep twee grote stenen leeuwen die de koppen opensperden. Alles maakte een rijke indruk, eerder kon dit het huis van een welgestelde Chinees dan van een Europeaan zijn.
De straat was een hoofdweg waar de stoomtram doorging. Wij stapten uit, de vrouwen in hun lange witte jurken en met hun brede strooien hoeden op, deden zeer geagiteerd.
Het meubilair was nog nieuw, smakeloos, doch kostbaar, zelfs stond er ergens in een hoek van de binnengallerij een fonola, een duur instrument, dat in die tijd zeker een klein vermogen gekost moet hebben.
Het achterhuis kwam uit op een smal weggetje waar de inheemse bevolking leefde; er stonden daar de bekende houten kampong-woningen, hier en daar was de iets betere behuizing van Chinezen of Arabieren. Schuin tegenover het achterhuis was een inlands bidhuis, een kleine missigit. De smalle straat voerde naar een grote open marktplaats verderop.’Die dame blijkt een woekeraarster te zijn: ’Het ’bedrijf’ begon vaak ’s ochtends bij het eerste daglicht, dan kwamen de kleine marktkooplieden, vrouwen en mannen, die vanaf tien centen tot een gulden leenden. ’s Avonds moesten zij dat geld teruggeven, met voor elk dubbeltje een cent rente. Ze konden zich dus bij de groothandelaars hun mandje koopwaar aanschaffen en daarmee op de markt handelen. Ze schenen zelf niet eens te beseffen welk een woeker ze te betalen hadden, drieduizendzeshonderd procent per jaar! Integendeel, die lieden beschouwden de vrouw nog als een weldoenster, ze lagen dikwijls op de stoep bij het achterhuis voorovergebogen en zeiden tijdens de ergste dagen van de ziekte gebeden op...’
Deze en dergelijke tafereeltjes vormen samen een markant portret van de wereld in de Oost, dat Mick de Vries heel goed weet weer te geven. Al met al is het een spannend boek, dat na een traag begin, met bespiegelingen in de gevangenis, de aandacht weet vast te houden tot het einde. Daarom vonden wij een heruitgave van deze roman alleszins gerechtvaardigd.
Xaviera Hollander
Peter van Zonneveld